De medewerkingsplicht wordt begrensd door ‘het nemo tenetur-beginsel’, waar de toezichthouder de onderneming bij aanvang van het onderzoek via de cautie op dient te wijzen. Immers, als uitgangspunt geldt namelijk dat niemand, en derhalve ook niet de onderneming, verplicht kan worden om aan zijn eigen veroordeling mee te werken. In de gevallen waarin de onderneming door het verstrekken van informatie zichzelf kan belasten, is zij niet tot het antwoorden op de vragen van de toezichthouder verplicht. Dit beginsel heeft geen betrekking op fysieke schriftelijke bescheiden. Ook al bevatten zij informatie die belastend kan zijn voor de onderneming, het verstrekken daarvan mag niet worden geweigerd.
Een andere grens die de toezichthouder niet mag overschrijden is de ‘legal privilege’ van de onderneming. De informatie die daaronder valt, omvat alle bescheiden die afkomstig zijn van een advocaat, de correspondentie tussen de advocaat en de onderneming zowel als alle notities ter instructie en de uitgewerkte adviezen van de advocaat. Deze informatie is voor de toezichthouder niet toegankelijk. Ook de informatie die zich bij de advocaat van de onderneming bevindt, kan door de toezichthouder niet worden ingezien nu (zowel de interne als extern ingeschakelde) advocaat zich kan beroepen op verschoningsrecht.